Nieuwjaar - Christelijke e-cards

Ik zal in vrede tezamen
nederliggen en slapen;
want Gij, o HEERE! alleen
zult mij doen zeker wonen.

Zalig is hij, die leest,
en zijn zij, die horen de woorden dezer profetie,
en die bewaren, hetgeen in dezelve geschreven is;
want de tijd is nabij.

De Heere nu des vredes Zelf
geve u vrede te allen tijd, in allerlei wijze.
De Heere zij met u allen.

Ik zal u onderwijzen, en u leren van den weg, dien gij gaan zult;
Ik zal raad geven, Mijn oog zal op u zijn.

Welgelukzalig is de mens, die naar Mij hoort,
dagelijks wakende aan Mijn poorten,
waarnemende de posten Mijner deuren.
Want die Mij vindt, vindt het leven,
en trekt een welgevallen van den HEERE.

Want de Heere geeft wijsheid;
uit Zijn mond komt kennis en verstand.

Aangaande de dagen onzer jaren,
daarin zijn zeventig jaren, of,
zo wij zeer sterk zijn, tachtig jaren;
en het uitnemendste van die is moeite en verdriet;
want het wordt snellijk afgesneden,
en wij vliegen daarheen.

Wentel uw weg op den HEERE,
en vertrouw op Hem, Hij zal het maken.

Ik zal U hartelijk liefhebben, HEERE, mijn Sterkte!
De HEERE is mijn Steenrots, en mijn Burg, en mijn Uithelper;
mijn God, mijn Rots, op Welken ik betrouw; mijn Schild,
en de Hoorn mijns heils, mijn Hoog Vertrek.

Mijn dagen zijn als een afgaande schaduw,
en ik verdor als gras.
Maar Gij, HEERE! blijft in eeuwigheid,
en Uw gedachtenis van geslacht tot geslacht.

Als ik Uw hemel aanzie, het werk Uwer vingeren,
de maan en de sterren, die Gij bereid hebt;
Wat is de mens, dat Gij zijner gedenkt,
en de zoon des mensen, dat Gij hem bezoekt?

Welgelukzalig is hij, die den God Jakobs tot zijn Hulp heeft,
wiens verwachting op den HEERE, zijn God is;
Die den hemel en de aarde gemaakt heeft,
de zee en al wat in dezelve is;
Die trouwe houdt in der eeuwigheid.

Komt herwaarts tot Mij, allen die vermoeid en belast zijt,
en Ik zal u rust geven.

Wendt U naar Mij toe, wordt behouden,
alle gij einden der aarde!

want Ik ben God, en niemand meer.

De Naam des HEEREN is een Sterke Toren;
de rechtvaardige zal daarhenen lopen,
en in een Hoog Vertrek gesteld worden.

Kom niet op het pad der goddelozen,
en treed niet op den weg der bozen.
Verwerp dien, ga er niet door;
wijk er van, en ga voorbij.

Maar ik vertrouw op U, o HEERE! Ik zeg:
Gij zijt mijn God. Mijn tijden zijn in Uw hand.

Doe uw mond wijd open, en Ik zal hem vervullen.

Doch deze ene zaak zij u niet onbekend, geliefden, dat één dag bij den Heere is als duizend jaren, en duizend jaren als één dag.

Heere! Gij zijt ons geweest een Toevlucht
van geslacht tot geslacht.
Eer de bergen geboren waren,
en Gij de aarde en de wereld voortgebracht hadt,
ja, van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God.

Wij brengen onze jaren door als een gedachte.
Aangaande de dagen onzer jaren, daarin zijn zeventig jaren,
of, zo wij zeer sterk zijn, tachtig jaren; en het uitnemendste van
die is moeite en verdriet; want het wordt snellijk afgesneden,
en wij vliegen daarheen.

Zou Hij, Die het oor plant, niet horen?
zou Hij, Die het oog formeert, niet aanschouwen?

Vertrouw op den HEERE met uw ganse hart,
en steun op uw verstand niet.

Heilig, heilig, heilig
is de Heere God, de Almachtige,
Die was, en Die is, en Die komen zal.