Zorgen - Christelijke e-cards

De HEERE doe Zijn aangezicht
over u lichten, en zij u genadig!

De HEERE zegene u,
en behoede u!

Mijn genade is u genoeg;
want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht.

Ik ben de goede Herder;
de goede herder stelt zijn leven
voor de schapen.

Ik ben gekomen,
opdat zij het leven hebben,
en overvloed hebben.

Hij heeft Zijn volke verlossing gezonden;
Hij heeft Zijn verbond in eeuwigheid geboden;
Zijn Naam is heilig en vreselijk.

Hij heeft dengenen, die Hem vrezen, spijs gegeven;
Hij gedenkt in der eeuwigheid aan Zijn verbond.

De HEERE is een Schild allen,
die op Hem betrouwen.

Komt herwaarts tot Mij,
allen die vermoeid en belast zijt,
en Ik zal u rust geven.

Vrees niet, want Ik ben met u;
zijt niet verbaasd, want Ik ben uw God;

Ik sterk u, ook help Ik u,
ook ondersteun Ik u met de rechterhand
Mijner gerechtigheid.

De HEERE, uw God, is in het midden van u,
een Held, Die verlossen zal;
Hij zal over u vrolijk zijn met blijdschap,
Hij zal zwijgen in Zijn liefde,
Hij zal Zich over u verheugen met gejuich.

Ik verblijd mij in degenen, die tot mij zeggen:
Wij zullen in het huis des Heeren gaan.

In God is mijn Heil en mijn Eer;
de Rotssteen mijner sterkte,
mijn Toevlucht is in God.

Gij ziet het immers;
want Gij aanschouwt de moeite en het verdriet,
opdat men het in Uw hand geve;

Hij is de Rotssteen, Wiens werk volkomen is;
want al Zijn wegen zijn gericht.
God is waarheid en is geen onrecht;
rechtvaardig en recht is Hij.

O HEERE! hoe groot zijn Uw werken!
zeer diep zijn Uw gedachten.

En nu, wat verwacht ik, o HEERE!
Mijn hoop, die is op U.

En het zal zijn, dat een iegelijk,
die den Naam des Heeren zal aanroepen,
zalig zal worden.

Welgelukzalig is de mens, wiens sterkte in U is,
in welker hart de gebaande wegen zijn.

Die in de schuilplaats des Allerhoogsten is gezeten,
die zal vernachten in de schaduw des Almachtigen.

Indien dan de Zoon u zal vrijgemaakt hebben,
zo zult gij waarlijk vrij zijn.

Houd in gedachtenis,
dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt

Zalig zijn zij, die niet zullen gezien hebben,
en nochtans zullen geloofd hebben.

Welgelukzalig is hij,
die den God Jakobs tot zijn Hulp heeft,
wiens verwachting op den HEERE, zijn God is;